Er zijn meestal twee verschillende sprookjes, volkssprookjes en cultuursprookjes. Bij een volkssprookje is de bedenker niet bekend, bij een cultuursprookje is dat wel het geval.
In een sprookje gaat het altijd over een thema, er komen vaak ook kabouters in voor. Zo is een leuke afspiegeling daarvan de ondeugende fuck you kabouter. Deze fuck you kabouter is in meerdere kleuren verkrijgbaar en valt erg op in de tuin!
Het thema wat in een sprookje zit gaat meestal over goed en kwaad, en het goede wint altijd. Dit wordt meestal aan het eind van het sprookje ook verteld in de zin van : “En ze leefden nog lang en gelukkig”.
In een sprookje is alles mogelijk, dieren kunnen spreken, bomen leven, water kan in vuur veranderen en ga zo maar door. Uit orgigine bestaan sprookjes voor volwassen maar in de loop van de tijd zijn de cultuur sprookjes ook voor kinderen geschreven.
De kenmerken van een sprookje zijn:
- Er is in het verhaal altijd een strijd tussen goed en kwaad.
- Het “goede” wint altijd
- Er is alles mogelijk, het is een magische realiteit
- Er wordt erg veel fantasie gebruikt
Een paar voorbeelden van sprookjes zijn:
- Assepoester
- De gelaarste kat
- Hans en Grietje
- Repelsteeltje
- Aladin